Project

1H4F - Fight Flu

Dat vogelgriep weer in Nederland toeslaat moeten we zoveel mogelijk voorkomen. Niet alleen omdat pluimvee er ziek van kan worden, maar ook omdat van sommige varianten ook mensen ziek kunnen worden. Voor een effectieve preventie is nog meer kennis nodig.

Bekend is dat pluimveehouderijen met uitloop een hogere kans op besmetting lopen, dan houderijen zonder uitloop. Daarnaast is bekend dat wilde vogels besmet kunnen zijn met het vogelgriepvirus zonder er ziek van te worden. Migrerende besmette wilde vogels kunnen het virus daardoor over grote afstanden vervoeren en verspreiden. Het Fight-Flu-programma gaat op zoek naar indicatoren die inzicht kunnen geven in contacten tussen pluimvee en wilde vogels. met deze indicatoren kan vervolgens praktijkonderzoek gedaan worden naar preventiemaatregelen.

Vogelgriep-varianten

Vogelgriep kent vele varianten. Sommige varianten, de zogenaamde laagpathogene, veroorzaken geen tot milde ziekteverschijnselen bij het pluimvee, maar de laagpathogene H5- en H7-varianten daaronder kunnen veranderen in hoogpathogene virussen. Daarom is in Europees verband afgesproken dat in geval van besmetting met een H5- of H7-variant een pluimveehouderij geruimd moet worden en er transport- en exportbeperkingen worden opgelegd. Dit heeft grote economische gevolgen. Wereldwijd zijn er regelmatig uitbraken met hoogpathogene vogelgriep.
Bovendien kan vogelgriep potentieel ook mensen ziek maken. De hogere kans op besmetting voor pluimveehouderijen met uitloop beïnvloedt op een nadelige manier de wens om het welzijn van pluimvee te bevorderen met meer kippen in de vrije ruimte en niet afgeschermd in stallen.

Interactie pluimvee en wilde vogels

Met het huidige monitoringsprogramma in Nederland worden gemiddeld jaarlijks 30 tot 40 besmettingen met laag- en hoogpathogeen vogelgriepvirus opgespoord. Tot nu toe is het niet goed te verklaren waarom bepaalde houderijen wel en andere niet besmet worden. Door beter inzicht te krijgen in de interactie tussen pluimvee en wilde vogels wil het programma meer kennis vergaren met het uiteindelijke doel betere preventie tegen insleep te krijgen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de nabijheid van wilde vogelsoorten bij pluimveehouderijen. Daarnaast wordt de aanwezigheid van verschillende E-coli-bacteriën in zowel de wilde vogels als het pluimvee gebruikt als indicator voor contact tussen wilde vogels en pluimvee. De E-coli-bacteriemeting wordt zo een proxy voor transmissie van vogelgriepvirus van wilde vogels naar pluimvee, waarmee vervolgens netwerken kunnen worden opgesteld die contacten kunnen aantonen via overeenkomend microbioom tussen migrerende en residente watervogels en tussen wilde vogels en pluimvee.

Het programma zal tot een nieuwe methode leiden om contacten tussen pluimvee en wilde vogels te identificeren en kwantificeren, waarmee inzicht tot stand komt in risicofactoren en effectieve preventiemaatregelen.

Beoogde resultaten

Het programma bestaat uit een aantal samenhangende projecten die gezamenlijk de beoogde doelstelling opleveren.